Leven temidden van doden

Numeri 19:1-19 - Het offer van de rode koe

Het voorschrift voor dit offer1.

De Israëlieten moesten buiten het kamp een gave rode koe slachten en in z'n geheel verbanden, samen met cederhout, majoraana en karmozijn. De as werd gemengd met water uit een bronb. Met dit mengsel moesten mensen en dingen die met een gestorvene in aanraking gekomen waren, gereinigd worden.

In aanraking met een dode

Degene in Israël die met een dode in aanraking was geweest, was ritueel onrein. Hij mocht niet Gods heiligdom binnengaan.
De dood is onlosmakelijk verbonden aan zonde. En als de zonde zijn sporen in je leven nalaat, pas je niet meer in het huis van Hem die beschreven wordt als degene die licht is en in wie geen spoor van duisternis gevonden wordt2. God is te rein van ogen om het kwaad te kunnen aanzien, Hij kan het onrecht niet aanschouwen3.

Dit offer zegt ons veel over ons dagelijks leven. Want daarin komen wij elke dag in aanraking met de dood. Immers, de mensen te midden van wie wij wonen, zijn allemaal 'dood in zonden en misdaden'4. En ons eigen leven wordt ook nog gekenmerkt door 'daden die tot de dood leiden'5.
Met andere woorden: zijn wij eigenlijk wel geschikt om in Gods nabijheid te leven? Voor een deel kunnen wij daar niets aan doen - zoals de Israëliet wiens vader was overleden - voor een deel zijn we wel verantwoordelijk - namelijk als ik bewust fraude pleeg of me hard en liefdeloos opstel tegen mijn naaste.

Toch wil God wel met ons blijven omgaan. Hij heeft voorzieningen getroffen, zodat we gereinigd kunnen worden en weer met Hem kunnen omgaan.

Een gave rode koe

De Israëliet moest een gave rode koe, die nog juk gedragen had, als offer brengen6.
Het dier moest gaaf zijn. Bij alle offers zagen we, dat hierin de Heer Jezus werd uitgebeeld in zijn volmaaktheid. Er was op Hem niets aan te merken, zelfs niet door de hoogste Rechter.
Het moest ook een roodbont dier zijn. De huidige generatie orthodoxe rabbijnen, die streven naar herbouw van de tempel en herstel van de offerdienst, zijn al druk bezig een volmaakt rode koe te fokken, waaraan geen vlekje te ontdekken is. Zo willen ze klaar zijn om als de Messias komt, de offerdienst te hervatten. Maar dit dier is juist een verwijzing naar die Messias, die al gekomen is.
Zelfs de kleur van het dier vertelt ons iets van Hem. Want rood is de kleur van de aarde (in grote delen van het land Israël). Het Hebreeuwse woord voor rood (u kent het in de bijbelse naam Edom) is verwant aan het woord voor aarde (adama). En de eerste mens wordt genoemd 'Adam', wat zoiets betekent als: die uit de aarde genomen is, of 'de rode'. Zo wijst deze rode koe op de Heer Jezus, de Zoon van God die mens geworden is. Hij is de volmaakte mens.

Deze koe mocht geen juk gedragen hebben. Dit herinnert ons eraan, dat de Heer Jezus mens is geworden, maar dat Hij wel de eerste mens was, die geen slaaf van de zonde is geweest.

Ook opmerkelijk is, dat het een vrouwelijk dier was, dat geofferd moest worden. Daarin zitten minstens twee gedachten verborgen.
  • God heeft een zekere orde aangebracht in de schepping, waarbij het mannelijke staat voor leiden en het vrouwelijke voor volgen. Dat is zeker duidelijk als de relatie van Christus met zijn gemeente wordt vergeleken wordt met de relatie tussen een man en een vrouw7. In verband met dit offer zou je dan kunnen zeggen, dat het een secundair offer is. Het heeft geen betrekking op de redding van zondaren, maar op het vervolg van de redding: de heiliging van Gods volk.
  • Ook staat de vrouw voor het voortbrengen van leven. Eva werd de moeder van alle levenden8. Zo heeft dit offer iets te zeggen over de manier waarop wij, in plaats van dode werken te verrichten, leven zullen voortbrengen; het eeuwige leven zichtbaar zullen maken in daden die bij de levende God passen9.

Cederhout, majoraan en karmozijn

Dit offer bestond verder uit cederhout, majoraan en karmozijn10.
Cederhout en majoraan zijn twee planten, die totaal van elkaar verschillen. Salomo gebruikte ze in zijn spreuken en liederen als zinnebeelden van het grootste en het kleinste wat door de aarde voortgebracht wordt11. Karmozijn is een rode kleurstof, die in de bijbelse beeldspraak staat voor de zonde12.
Zo beelden deze drie materialen de zonden uit. Of ze nu groot als de libanonceder zijn of klein als de majoraan - elke zonde kleurt ons rood als karmozijn, een kleur die nauwelijks weggewassen kan worden.

Maar deze drie materialen worden, samen met de koe, verbrand. Dat laat ons nog eens zien, dat toen Christus stierf, al onze zonden weggenomen zijn en volkomen werden uitgedelgd. Het is een voldongen feit, dat niet alleen voor God vaststaat, maar ook voor ons vast mag staan: Christus is voor ons gestorven en wij, zondaren, zijn met Hem gestorven. "Ik leef niet meer", zegt Paulus13. Onze zonden zijn met Christus in het graf gelegd. En wij zijn, bevrijd van de zonden, met Hem opgestaan in een nieuw leven. Dat is een voldongen en onomkeerbaar feit.

As en levend water

De as van de koe, het cederhout, de majoraan en de karmozijn werden gemengd met water uit een bron en gesprenkeld over degene die met de dood in contact was gekomen14.
De as herinnerde aan de koe en de andere materialen, die er eens geweest waren. Zo mogen wij steeds terugdenken aan wat eens gebeurde op Golgotha. Dat was zo groots, dat het voor altijd voldoende was.
Als de Israëliet met een lijk in aanraking kwam, hoefde hij niet eerst op zoek naar een gave koe. Stel dat die er op dat moment niet was. Nee, de as stond al klaar. Het offer dat hij nodig had, was al gebracht. Het hoefde alleen nog maar op hem toegepast te worden. Wat een troostvolle gedachte. Als wij op de een of andere manier van God afraken, is alles al in gereedheid om ons terug te brengen in zijn gemeenschap. Het kruis is een baken in deze wereld, een baken in ons leven, waarnaar we te allen tijde mogen opzien. Daar heeft Christus het voor ons in orde gemaakt.
De as moest vermengd worden met water uit een bron, levend water, zoals de Statenvertaling en de NBG51-vertaling zeggen. Dit levende water is een prachtig beeld van Gods Woord, de Bijbel15. Het is levenwekkend, verkwikkend, reinigend, versterkend. En het hoofdonderwerp is: Christus, de gekruisigde16. Dat woord hebben we nodig, elke keer dat we met deze wereld in contact geweest zijn; met die Heer vullen we telkens weer ons hart, als we dicht bij onze God willen leven. Anders staan we aan het gevaar bloot, langzaamaan af te dwalen en te wennen aan een leven zonder Hem.
Natuurlijk - als we verkeerd handelen, zullen we ons ook inspannen om het goed te maken en het een volgende keer anders te doen. Maar als we dat doen zonder ons opnieuw toe te vertrouwen aan de gestorven en opgestane Heer, blijven we alleen staan in onze worsteling tegen het kwaad.

Een reine man

In het oude Israël was degene die met de dood in contact was geweest, niet op zichzelf aangewezen. Er was een reine persoon aangewezen, die een tak majoraan in het reinigingswater doopte en hem daarmee besprenkelde. Deze handeling werd herhaald op de derde en de zevende dag met het17. We komen die handeling tegen in één van de psalmen: "Neem met majoraan mijn zonden weg en ik word rein, was mij en ik word witter dan sneeuw"18.
Het is God die reinigt van alle ongerechtigheid, maar hij gebruikt er dikwijls een reine persoon voor.
Dit kun je van twee kanten bekijken.
  • Als jij om wat voor reden dan ook het zicht op de Heer een beetje bent kwijtgeraakt, zijn er anderen, die vanuit hun wandel met God - ze zijn immers rein! - jou kunnen helpen en op Jezus kunnen wijzen. Wat een voorrecht dat God ons omringt met broeders en zusters die ons ondersteunen!
  • Maar omgekeerd geldt ook: soms kun jij die reine persoon zijn, die anderen verder helpt. Want alleen al door je oprechte aandacht ben je een bemoediging voor anderen. Hoeveel te meer als je in alle bescheidenheid op Jezus wijst, als je met en voor hen bidt.
Deze reine persoon kwam diverse malen terug om de Israëliet te dienen. Als ik het goed lees, werden op dag 1 alle voorwerpen en personen die in de onmiddellijke omgeving van een lijk waren geweest of daarmee contact hadden gehad, besprenkeld. Op dag 3 en dag 7 kwam de reine persoon langs om de mensen nog een keer te besprenkelen. Telkens herinnerde hij door zijn komst aan het feit, dat God die verontreinigde persoon graag bij zich terug wilde hebben.
Ons leert dit voorschrift, dat er situaties zijn, waarin we niet op een vluchtige en oppervlakkige manier met elkaar kunnen omgaan, maar waarin we tijd nodig hebben om elkaars hart te vinden.
In de christelijke gemeente hebben we als christenen de gelegenheid om een dergelijke dienst aan elkaar te verlenen. Daar leer je immers elkaar kennen, daar bid je voor elkaar, daar leer je samen uit het Woord, daar zoek je met elkaar naar wegen om het geleerde in praktijk te brengen.
En wanneer je er met die basiszorg niet uitkomt, heeft God ook nog mensen met een pastorale verantwoordelijkheid en bekwaamheid gegeven op wie je een beroep kunt doen.
Maar waar het om gaat, is dat God ernaar verlangt, dat de band tussen jou en God hersteld wordt, telkens als er door welke oorzaak dan ook, een verwijdering ontstaan is.



naar boven